Hypothesetoetsen

Een hypothesetoets bestaat uit twee delen, de nulhypothese \(H_0\) en de alternatieve hypothese \(H_1\) of \(H_a\). Het uitgangspunt van een hypothesetoets is vaak \(H_0\), waarbij we veronderstellen dat een effect (uitgedrukt als een verschil, associatie, …) niet bestaat. Na het opstellen van een hypothese en de vertaalslag van deze hypothese naar \(H_a\) en \(H_0\), wordt er data verzameld binnen een steekproef. Op basis van deze verzamelde data proberen we \(H_0\) te verwerpen in het voordeel van \(H_a\). De beslissing om \(H_0\) te verwerpen zal uiteindelijk gebeuren op basis van de \(p\)-waarde. Als cut-off wordt hier vaak 5% (of 0.05) genomen. We noemen deze cut-off ook wel het significantieniveau of \(\alpha\).

Aangenomen wordt dat geen effect geassocieerd wordt met \(H_0\), wat niet betekent dat er geen alternatieve mogelijkheden zijn. We kunnen bijvoorbeeld ook stellen dat we onder \(H_0\) veronderstellen dat een effect een specifiek getal moet zijn (bijvoorbeeld dat het verschil tussen twee groepen exact 2 moet bedragen).