Oefeningen

In dit onderdeel vinden jullie alle oefeningen over correlaties en associatiaties. De oplossingen worden later gepost op Ufora.

Exercise 2.1 Binnen een onderzoek naar het oplopen van letsel bij sporters, zijn onderzoekers op zoek gegaan naar mogelijke risicofactoren. Ze includeerde 10 sporters, allemaal met een leeftijd van 15 jaar en noteerden de volgende aantal letsels: 5, 0, 0, 2, 2, 3, 1, 2, 1, 0. De onderzoekers waren geïnteresseerd in het verband tussen leeftijd en het aantal letsels. Welke van onderstaande stellingen is WAAR:

  • Met een correlatie kunnen we niet aantonen wat een risicofactor is en wat niet.
  • We kunnen binnen deze studie geen correlatie berekenen.
  • Binnen deze studie kunnen we het verband nagaan tussen aantal letsels en leeftijd door een Pearson correlatie te berekenen.
  • Binnen deze studie kunnen we het verband nagaan tussen aantal letsels en leeftijd door een Spearman correlatie te berekenen.

Exercise 2.2 Een correlatie kunnen we steeds weergeven aan de hand van een lijn.

  • Waar
  • Onwaar

De volgende oefeningen zijn gebaseerd op de volgende klinische studie:

In een cross-sectionele studie wordt er onderzoek gedaan naar het verband tussen valrisico bij ouderen en de Timed Up and Go (TUG) test. In het totaal zijn er 15 deelnemers binnen de studie waarbij de TUG test wordt afgenomen en de tijd (in s) wordt opgenomen. Verder wordt er bij elke deelnemer ook bevraagd hoevaak ze gevallen zijn het afgelopen jaar.

In onderstaande tabel 2.5 vinden jullie de resultaten van deze studie. Voer deze gegevens ook in binnen de DATA omgeving van SPSS en gebruik het programma waar nodig.

Table 2.5: Steekproef naar TUG bij opuderen.
Aantal keer gevallen TUG (s)
0 9.69
4 17.38
2 13.87
3 15.40
6 21.25
1 6.69
8 22.65
1 13.79
1 11.53
0 14.32
0 7.29
1 10.82
1 11.95
0 13.77
4 20.01

Exercise 2.3 Binnen deze studie zullen we kunnen aantonen dat de tijd voor het uitvoeren van de TUG al dan niet een oorzaak is voor meer/minder vallen binnen de oudere populatie.

  • Waar
  • Onwaar

Exercise 2.4 Welke grafiek past het best voor een visualisatie van deze gegevens?

Exercise 2.5 Welke correlatie zouden jullie selecteren voor het berekenen van een correlatie en waarom?

Exercise 2.6 Geef de schatting weer van de door jou geselecteerde correlatiecoëfficiënt tot 2 cijfers na de komma en geef een correcte interpretatie aan deze correlatie.